Archief Ploos van Amstel |
|
Archievenblad, juni 2003 |
Archiefschat |
De archiefschat van J.K.Ploos van Amstel Archievenblad, juni 2003
‘Omtrent de tekeningtjes der twee kerkzichten ben ik te vreede als UWEd. dezelven van mij gelieve te accepteeren; en te betalen met uw hooggeschatte vriendschap, en zoo ik daartoe iets bezit, mij in de kunst en bij liefhebberen voort te helpen’ aldus schreef Cornelis van Hardenberg. In 1793 en 1795 heeft deze Utrechtse kunstenaar in opdracht van de Amsterdamse koopman en verzamelaar Cornelis Ploos van Amstel (1726-1798) de interieuren van verschillende Utrechtse kerken vastgelegd in waterverf. Het zijn kerken waarin graven en wapen/rouwborden van de familie Ploos van Amstel aanwezig waren. In 1776 had Cornelis aan Aert Schouman gevraagd de grafkapel in de Domkerk te Utrecht vast te leggen. Dit kon slechts schetsmatig ‘dewijl het Classes was van de gebefte swartrokken, en zoo niet vrij stont om daar een netten teekening van te maken’. Dit lukte Cornelis van Hardenberg wel. In prachtige aquarellen geeft hij een momentopname van de Domkerk, de Geertekerk en de Mariakerk. Met gevoel voor enscenering tekent hij er personen in die rondlopen, stoelen verzetten en graven delven. Ze ademen de sfeer van een zonnige doordeweekse dag waarin onderhoudswerk wordt gepleegd. Het zijn waarschijnlijk ook de laatste opnamen geweest voordat door het uitroepen van de Bataafse Republiek, wapenborden en graftomben zijn weggehaald. Wat nu nog rest zijn de aquarellen en in de Domkerk de voormalige grafkapel van de familie Ploos van Amstel met de houten kolonnade met daarin het familiewapen dat is omhangen met de keten van de Orde van St.Michiel. In de brieven die de aquarellen begeleiden, beschrijft van Hardenberg zijn eigen fysieke ongemakken (‘hevigen rhumatiquen pijnen, koortzen zelf jigt, dat gelukkig niet op de borst, maar ins de beene ten laasten gevallen is, thans voele ik slegts alleen bij noordelijke winden een flauwe pijn, in de gewrigten’), schetst hij wat hij in de kerk aantrof, verlucht met kleine tekeningetjes en natuurlijk de prijs van de tekeningen (f28.- de 2 tekg:). Cornelis Ploos van Amstel had dus belangstelling voor zijn familiegeschiedenis. Hiermee was hij geen uitzondering. In de loop der eeuwen zijn verschillende genealogieën samengesteld. De eerste die zich hiermee bezighield, is de Utrechter Adriaen Ploos van Amstel (1585-1639), heer van Tienhoven, ’t Geyn, Jutphaes, Oudegeyn, Lievendael enz. en o.a. geëligeerd lid van de provinciale Staten en gecommitteerde ter vergadering van de Staten Generaal. Hij raadpleegde hiervoor zijn vriend de beroemde Utrechtse geschiedkundige Aernout van Buchel. Adriaen wist Frederik Hendrik met vele bewijsstukken te overtuigen dat de familie Ploos van adellijke oorsprong was en bloedverwant met het geslacht van Amstel van Mijnden. De erkenning vond plaats in 1636 waarna hij de volle achternaam Ploos van Amstel is gaan voeren. De genealogie van de familie heeft door deze erkenning in de belangstelling gestaan. Daarbij speelde ook de dominante positie die Adriaen heeft bekleed in de eerste helft van de 17de eeuw. Als vertrouweling van Maurits en Frederik Hendrik, als rechter van instructie en rechter bij de veroordeling van Johan van Oldenbarnevelt, Hugo de Groot, Ledenberg en Hogerbeets, en als wendbaar politicus. Er ontstond in de eeuwen die volgden een warwinkel van afstammingen. Mijn vader wilde hier helderheid in brengen. Zijn onderzoek heeft geresulteerd in verschillende publicaties en een familiearchief dat vele meters telt. De tekeningen en brieven van Cornelis van Hardenberg aan Cornelis maken deel uit van het familieboek (nu in bruikleen bij het Rijksmuseum) en brengen de Utrechtse en Amsterdamse perioden van de familie samen. Adriaen en zijn familie zijn illustratief voor de 17de eeuw, Cornelis en zijn familie voor de 18de eeuw. Hun geschiedenis vormt een belangrijk deel van het archief. In 1639 schreef Willem de Groot aan zijn broer Hugo ‘Dit mag ik echter niet vergeten. Gisteren, de 22ste maart is Ploos uit de levenden heengegaan, eens Uw rechter, dien het voldoende was Uw bevrijding uit Loevesteijn de volle achttien jaren te overleven; zelf herinnerde hij zich dat bloedige proces niet meer en de anderen wenste hij, voorzover zij zich nog iets daarvan herinneren, met Themistocles de kunst van het vergeten toe’. Ruim een eeuw na het overlijden van Adriaen, in 1774, zou Jacob Ploos, broer van Cornelis, in een redevoering voor het Amsterdamse genootschap Concordia et Libertate een voorstel doen om Slot Loevesteijn ‘het beruchte Staatsgevangenhuis’ met de grond gelijk te maken en een mausoleum op te richten voor Hugo de Groot die ‘deezen plas wierdt overgebragt na eene ongeoorlooffde gevangenneeming, kwaade behandeling en nog onwettiger veroordeling van vooringenomen Rechters, onder welke naamen de Naneef met leedwezen en geduurig blozen die zijns Stamvaders somtijds zijnes ondanks lezen moet’. Het zou bij plannen blijven. De brieven van Cornelis van Hardenberg zijn mijn archiefschat waarin twee eeuwen, twee familieculturen elkaar ontmoeten. Zij zijn een embleem voor het familie– en cultuurhistorische archief dat mijn vader heeft opgebouwd. |
Geertruykerk, 1793 |